Rond 1900 was het denken over homoseksualiteit aan ingrijpende verandering onderhevig. Zo ontstond de moderne overtuiging het niet om een misdaad ging of om een ziektebeeld maar een bij de geboorte meegekregen geaardheid. Tegelijkertijd werd homoseksualiteit onderdeel van een meer algemene, aesthetische levenshouding die balanceerde op het randje van de decadentie en die in zijn vormgeving putte uit het arsenaal van antieke voorgangers. Het werk van Louis Couperus past in beide ontwikkelingen. De tentoonstelling illustreerde de genoemde tendenzen en plaatste het werk van Louis Couperus in deze ontwikkeling. Speciaal aan de orde kwamen Couperus’ romans Noodlot (1890), De berg van licht (1905-1906) en De komedianten (1917). De expositie werd samengesteld door de historicus Martijn Icks.
De roze zijden smoking uit de garderobe van Couperus wordt soms abusievelijk gezien als bewijs van Couperus’ eigen geaardheid. Nog afgezien van het feit dat omstreeks 1900 de kleur groen - en niet roze – geïdentificeerd werd met homoseksualiteit, is het vrij eenvoudig te verklaren waarom Couperus dit bizarre kledingstuk droeg. Hij liet het speciaal maken voor het slotbal van het Carnaval van Nice op zondag 6 februari 1910, compleet met vest, knielange broek versierd met zwarte linten, en een zwart fladderende strik op de linkerschouder. Het kledingvoorschrift voor dat bal luidde namelijk: ‘...garni d’une ceinture noire et d’un flot de rubans noirs sur l’épaule gauche.’
De tentoonstelling werd mede mogelijk gemaakt dankzij financiële bijdragen van Fonds 1818 en het Prins Bernhard Cultuurfonds.