De wintertentoonstelling van 2014 is gewijd aan de vriendschap tussen de kunstenaar Carel de Nerée tot Babberich en de schrijver Henri van Booven, en hun wederzijdse band met Louis Couperus. Witte nachten was de titel van de debuutbundel van Van Booven (uit 1901).
Rond 1900 was de latere Couperusbiograaf Henri van Booven (1877-1964) goed bevriend met de kunstenaar Carel de Nerée tot Babberich (1880-1909). Laatstgenoemde werkte in de stijl van Jan Toorop en Aubrey Beardsley. Hij is wel ‘de Couperus van de tekenpen’ genoemd. Henri van Booven werd het meest bekend om zijn roman Tropenwee (1904). Via zijn vriend Carel de Nerée leerde hij het werk van Louis Couperus kennen. De Nerée was idolaat van Extaze: ‘Het mooiste, wat een der allermooiste Hollanders van de laatsten tijd heeft kunnen geven,’ schreef hij in een brief uit 1900. Couperus’ roman inspireerde hem tot een reeks tekeningen die tot de fraaiste uit zijn oeuvre en wellicht uit de Nederlandse symbolistische kunst van rond 1900 behoren. Van Booven op zijn beurt werd een echte Couperuskenner. In 1933 publiceerde hij de eerste biografie van Louis Couperus.
Op de tentoonstelling zijn de tekeningen voor Extaze voor het eerst sinds honderd jaar tezamen te zien. Zij worden aangevuld met andere, zelden geëxposeerde, werken van De Nerée uit particuliere collecties, alsmede boeken, foto’s en brieven die licht werpen op deze bijzondere vriendschap. Documenten uit het privéarchief van Henri van Booven worden voor het eerst aan het publiek getoond.
De expositie is ingericht door fin de siècle-kenner Sander Bink, die een dissertatie voorbereidt over Carel de Nerée tot Babberich. Ter gelegenheid van de expositie verschijnt van zijn hand het schitterend geïllustreerde boek Carel de Neré tot Babberich en Henri van Booven. Den Haag in het fin de siècle (uitgeverij WBooks in samenwerking met het Louis Couperus Museum). Het boek is vanaf 9 november te koop in het Louis Couperus Museum voor € 14,95.
De tentoonstelling wordt gesponsord door de Stichting Gifted Art en een sponsor die anoniem wenst te blijven. De begeleidende publicatie wordt gefinancierd door de Stichting Harten Fonds en de M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting.