Couperus is driemaal in het Nederlands-Indië geweest. Van zijn negende tot zijn vijftiende jaar woonde hij met zijn familie op het eiland Java. In 1899-1900 reisde hij met zijn vrouw naar Nederlands-Indië. Hij schreef er Langs lijnen van geleidelijkheid en De stille kracht (allebei gepubliceerd in 1900). In 1921 trok hij in opdracht van het weekblad De Haagsche Post naar het Verre Oosten. Zijn indrukken van het Nederlands-Indië van toen zijn neergelegd in het boek Oostwaarts (1923).
De tentoonstelling illustreerde het leven van Couperus in Indië aan de hand van schilderijen uit het Tropenmuseum. Dit behelsde een prachtig schilderij van het kerkhof van Buitenzorg, waar enkele van des schrijvers familieleden begraven liggen, een beeld van Kramat, de wijk van Batavia waar hij als kind naar het gymnasium Willem II ging, een schilderij van de Grote Postweg op Java, dat langs het familielandgoed Tjicoppo liep, de vlakte van Garoet, waar de laatste scène van De stille kracht zich afspeelt - en een kinderportret van de Soesoehoenan, Pakoeboewono 10de, die Couperus ontmoette op zijn laatste reis door het land. Couperus schreef over hem: 'Hij is in zijn jeugd bedorven, en niemand dorst hem aan.'
De expositie werd samengesteld door Juuf van Ballegoyen de Jong.
Deze tentoonstelling kwam mede tot stand dankzij een subsidie van de Gemeente Den Haag.