Deze expositie bood een reeks portretten van het Haagse literaire leven in Den Haag in de periode dat Couperus zijn grote werken schreef (1890-1920). Tevens werd ingegaan op de band die de auteur had met zijn collega’s. Aan bod kwamen onder andere zijn jeugdvrienden Frans Netscher en Marcellus Emants, Carel Vosmaer die hij bewonderde, voorgangers zoals Geertruida Bosboom Toussaint en J.J. Cremer en natuurlijk zijn leermeester Jan ten Brink.
De illustratie toont Couperus achter zijn bureau in zijn eigen museum, omringd door zijn Haagse collega’s. V.l.n.r.: Jan ten Brink, Geertruida Bosboom-Toussaint, Carel Vosmaer, Frans Netscher, Hélène Swarth, Marcellus Emants, Anna de Savornin Lohman en Willem Kloos.