In de zomer van 2012, van 2 juni t/m 23 september, vond in Den Haag de manifestatie Isaac Israëls in Den Haag plaats. Verspreid over vijf locaties waren er tentoonstellingen, concerten en fietstochten georganiseerd, die het Den Haag en Scheveningen van rond 1900 tot leven brachten. De vijf deelnemende instellingen - het Haags Historisch Museum, Panorama Mesdag, MuZee Scheveningen, het Louis Couperus Museum en het Haags Gemeentearchief – brachten voor de exposities een groot aantal werken bijeen die verschillende aspecten toonden van het oeuvre van de bekende Haagse impressionist. Vele zijn afkomstig uit particuliere verzamelingen en waren nooit eerder te zien. De tentoonstelling in het Louis Couperus Museum duurde tot en met 4 november.
Isaac Israels (1865-1934) geldt als groot Nederlands impressionist. Tijdens zijn Haagse jaren wist hij als geen ander het straatbeeld van de Hofstad en de mondaine badplaats Scheveningen vast te leggen. Den Haag was omstreeks 1900 een militaire stad; Israels begon zijn carrière met het beroemde schilderij De begrafenis van een jager (1883). Maar vooral was Den Haag de stad van het koninklijk hof, de regering, de diplomatie en het bestuur van Nederlands-Indië. Het mondaine leven inspireerde Israels zeer. De kleurrijke kostuums en intrigerende houdingen van Indische dansers vormden voor hem een bron van fascinatie. Alledaagse onderwerpen als wandelende en winkelende mensen in Haagse straten, flanerende dames op de boulevard in Scheveningen en ezeltje rijden op het strand verbeeldde hij op een spontane en lichte manier. Dergelijk werk was op de vijf tentoonstellingen ruim vertegenwoordigd.
Louis Couperus' Haagse romans schetsen een onnavolgbaar beeld van het Den Haag rond de vorige eeuwwisseling. In De boeken der kleine zielen komt het chique Haagse centrum tot leven in de avonturen van een gegoede Haagse familie die langzaam haar ondergang tegemoet gaat. In Eline Vere lezen we onder andere over het mondaine leven rond het Kurhaus van Scheveningen in die tijd. Het militaire aspect van de residentie komt in zijn boeken aan de orde in personages zoals ritmeester Gerrit van Lowe in De boeken der Kleine zielen, of de onweerstaanbare officier Rudolf Brox uit Langs lijnen van geleidelijkheid. In romans als Van oude mensen, de dingen, die voorbij gaan... beschrijft Couperus als geen ander de erfenis van Nederlands-Indië in de hofstad. Het is opmerkelijk hoeveel beide kunstenaars gemeen hebben in hun onderwerpkeuze. Dit kwam op de tentoonstelling in het Louis Couperus Museum uitgebreid aan de orde.
Aangezien het tijdgenoten waren, hadden Israels en Couperus ook een aantal gemeenschappelijke kennissen. De schilder en kunstcriticus Jan Veth tekende een portret van Couperus voor De Amsterdammer, de kunstenaar Marius Bauer maakte een spotprent bij Couperus' vertaling van De verzoeking van de Heilige Antonius. De actrice Fie Carelsen stond samen met Couperus op de planken; Ermina Kleykamp leidde samen met haar man Pieter de Koninklijke Kunstzaal Kleykamp waar Louis Couperus uit eigen werk las. De componist Alexander Voormolen was een groot liefhebber van het werk van Louis Couperus. De Canzone uit zijn hoboconcert werd de herkenningsmelodie van de televisie-uitzending van De boeken der kleine zielen in de late jaren 1960. Portretten van deze kunstenaars waren op de tentoonstelling te zien. De expositie wordt aangevuld met Haagse stadsgezichten en sfeerbeelden van het Nederlands-Indië dat Couperus en Israels in 1921-22 allebei bereisden.
De Isaac Israelszomer was een initiatief van Willemien de Vlieger-Mol. Deze tentoonstelling kwam tot stand in samenwerking met Caroline de Westenholz. Het 'tableau mort' in de serre werd opgesteld door Leo van den Akker.
De tentoonstelling kwam tot stand dankzij financiële bijdragen van de Stichting Isaac Israels in Den Haag, de Stichting Gilles Hondius Foundation en de Van Ommeren-de Voogt Stichting.