150 jaar Max Havelaar
In het kader van de 150ste verjaardag van de roman Max Havelaar en het 100-jarig bestaan van het Multatulimuseum organiseerde het Louis Couperus Museum in de zomer van 2010 een expositie over beide schrijvers. Zoals bekend hebben zij allebei hun indrukken van het voormalig Nederlands-Indië op papier gezet: Multatuli in Max Havelaar (1860), Louis Couperus in De stille kracht (1900) en in later een reisverslag, Oostwaarts (1923). Het was interessant hun beider visies te vergelijken.
Voor zover bekend hebben de twee auteurs elkaar nooit ontmoet. Multatuli stierf in 1887, Couperus was toen 23 jaar oud. In 1860, het jaar waarin Max Havelaar verscheen, was Couperus nog niet geboren. Hij heeft de sensatie die de publicatie opleverde niet kunnen ondergaan. Maar Multatuli kende het Den Haag van Louis Couperus goed. In 1869-1870 woonde hij, net als Couperus, in de stad. In die tijd verbleef hij geregeld bij zijn broer Jan Dekker, die op Sophialaan 9 woonde, recht tegenover Couperus’ oom Guillaume Louis Baud, die op nummer 12 woonde. Jan Dekker verkocht zijn huis later aan Couperus’ grootvader jonkheer Joan Reynst. Daar kwam Couperus als kind veel aan huis.
Couperus kwam uit een conservatief geslacht met financiële belangen in Indië. Voor nieuwlichterij was weinig aandacht, de naam Multatuli was min of meer taboe. Des te interessanter is het om over Couperus’ eigen visie op Indië te lezen. Daarin komen verbazingwekkend moderne, eigenzinnige ideeën over de koloniale verhoudingen aan de orde waarin hij Multatuli’s opvattingen benadert of soms zelfs overtreft. Multatuli wilde het koloniale bewind niet afschaffen; Couperus voelde intuïtief aan dat het einde van het Nederlandse bewind in Indië in zicht was. Al deze aspecten werden in beeld gebracht door middel van schilderijen en objecten uit de collectie van het Tropenmuseum, aangevuld met foto's.
De expositie en de bijbehorende publicatie: Het land van boze koningen en geheimen. Nederlands-Indië door de ogen van Multatuli en Louis Couperus werden uitgevoerd door een jonge Neerlandicus, Rémon van Gemeren. Het boekje is nog niet uitverkocht.
De tentoonstelling en publicatie kwamen tot stand dankzij een financiële bijdrage van de Gillis Hondius Stichting, de M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting en een sponsor die anoniem wenst te blijven.