Een expositie over de Friese beeldhouwer Pier Pander, met wie Louis Couperus bevriend was. Pander komt onder de naam Fedder voor in de roman Metamorfoze. Aan de beeldengroep Uchtend, Gevoel, Gedachte, Moed en Kracht heeft Couperus een aantal sonnetten gewijd.
Couperus en Pander hadden beide interesse voor de theosofie, de geestesstroming die ten grondslag lag aan Panders ideaal: het Pier Pander tempeltje te Leeuwarden, dat na de dood van de beeldhouwer tot stand kwam. Volgens de theosofie daalt de 'monade' vanuit zijn goddelijke oorsprong in de stof neer om 'ingewikkeld' te worden in steeds grover materie. Pier Pander verbeeldde dit in zijn beeldenreeks. De eerste 'incarnatie' was Alba of Uchtend, in volgende incarnaties wordt de mens steeds grofstoffelijker: zo heetten de laatste beelden Moed en Kracht. Als de monade zijn dieptepunt heeft bereikt, evolueert hij weer terug naar zijn goddelijke oorsprong. Hij reïncarneert in steeds etherischer mensentypes, zoals monniken, guru's en saddhu's - aldus de theosofie. Vandaar dat de beelden in een cirkel dienden te staan. In de bij de expositie behorende tekst werd hier aandacht aan besteed naar aanleiding van een artikel van Feico Hoekstra.
‘Kijk, zegt Pier en toont mij een maquette van bordpapier: een tempeltje; - zoo zoû de tempel worden, waar ik die vijf beelden zoû willen plaatsen en... nu zal ik je een geheim toe vertrouwen, maar je moet het niet zetten in je courant... Het is namenlijk dit: ik begin te sparen om die vijf beelden in marmer te houwen, voor mijzelf, en dien tempel te bouwen... zoo dat ik, o zeker wel over jàren... ze zal zièn... in marmer... ze zal zien stàan... in hun tempel...’ ‘Bij Pier Pander’, Van en over alles en iedereen. Volledige Werken Louis Couperus deel 35, Utrecht/Antwerpen 1990, p. 35-41 citaat p. 39
De tentoonstelling werd samengesteld door Eugenie Boer.